In het eerste jaar van de academie hadden we van Appie Drielsma een les waar ik nog regelmatig aan terugdenk. Het opende voor mij een nieuwe wereld van werken en kijken.
De eerste les
Appie begon de les met “Vandaag gaan we naar het bos”. Een paar studenten wilden hun jas weer aantrekken, maar we bleven binnen. Hij legde voor iedereen flinke vellen papier en wat potloden neer en bleef niets anders zeggen dan “Lekker naar het bos! Begin maar.” Schaapachtig begonnen we wat bomen te tekenen. Niet lang, want Appie kraste hier en daar flink dwars door onze tekeningen heen en zette vervolgens weer een andersoortige kras aan de andere kant op het vel. “Kom op, naar het bos! Lekker naar het bos.” Blijkbaar moesten het niet herkenbare boselementen worden. Wij krasten en kriebelden dus ijverig verder, ons best doend het vooral nergens op te laten lijken. Na een tijdje pakte Appie het vel van een jongen en scheurde het doormidden. De jongen werd bijna agressief, maar toen hij het bij zijn buurman ook deed en hij de twee helften met elkaar verwisselde, werd de bedoeling duidelijk. “Je hebt nu twee verschillende helften: maak er weer één bos van”, zei Appie. Dat was al moeilijker. Je zat nu met gedeeltelijk andermans krabbels en het is best lastig dit andersoortige gekras te imiteren op je eigen helft. Intussen kwam er ook verf op tafel en konden we de potloodlijnen gaan combineren met kleur. Eén van de helften papier werd later nog een keer doormidden gescheurd en verwisseld met weer iemand anders. Nu had ik stukken van drie personen, die zoveel mogelijk een geheel moesten worden. Toch begon ik er lol in te krijgen en aan het eind van de eerste les lag er voor ieders neus een ‘bos’, dat er nooit zo uit had gezien als je het in je eentje had gemaakt.
De mooiste steen in het bos
Nu kwam pas de kern van de opdracht. Als huiswerk moesten we tien ‘mooie stenen’ zoeken in het bos. Met een passepartout van 4 x 7 cm kon je in je eigen bos op zoek naar 10 mooie fragmenten. Er bleken onverwacht prachtige stukjes te zijn: lijn-achtig potlood afgewisseld met schilderachtige kleurvlakken, die sterker werden zodra je ze inkaderde. Het verraste me en de volgende les had ik tien miniatuur ‘kunstwerkjes’ ingelijst. In les 2 kregen we de opdracht van deze tien de ‘mooiste steen’ te kiezen. Die moesten we vijf keer zo groot namaken op drie verschillende manieren: een keer letterlijk als het origineel, een keer in zwartwit en een keer met textiel. Dat was een pittige opdracht. Probeer maar eens een spontaan getekende potloodlijn zo te vergroten dat hij er nog hetzelfde uitziet. Omzetten naar zwartwit wierp weer andere vragen op: maak ik rood donkerder of lichter dan blauw? Hoe houd ik het interessant? En het in textiel uitwerken zorgde voor een zoektocht in allerlei lappenzakken naar gekleurde stof, touw, vitrage … Wat kwam het dichtst bij de uitstraling van verf en potlood?
Het kleine origineel heb ik helaas niet meer, maar de uitvergrotingen nog wel. Ik denk dat ik nu (ruim 25 jaar later) waarschijnlijk andere stenen zou hebben gevonden en gekozen, maar dat heeft alles te maken met ontwikkelende smaak en ervaring. Dit vond ik toen blijkbaar de mooiste.
Toeval en goed kijken
Al met al was het een geweldige les, waar ik nog steeds veel aan heb in mijn dagelijkse werk. Ik heb geleerd dat niet alles te plannen is, of van tevoren te bedenken. Toeval speelt een belangrijke rol, waarbij het de kunst is goed te blijven kijken wat er gebeurt. Als je er bewust naar zoekt is in bijna alles schoonheid te ontdekken. Deze vervolgens zichtbaar en herkenbaar maken voor anderen is denk ik een van de taken van een ontwerper.
Wat een prachtig kunstwerk Marieke!
Dank je, Maaike! Inmiddels zou ik waarschijnlijk een ander detail hebben gekozen, maar vooral het proces er naartoe was erg interessant.
Een heel interessant artikel. Ik volg momenteel vrije grafiek aan de academie en wil ook verder gaan dan puur figuratief werk. Ik hou dit artikel in gedachten en ga er zeker mee aan de slag!